maandag 24 november 2014

Taalfouten bestaan niet


Ik schrok me laatst een ongeluk toen ik De Standaard opensloeg. 'Taalfouten bestaan niet' stond daar in juichende kopletters op pagina 3. Wat zouden we nu krijgen? Moest ik mij gaan omscholen tot pensioenadviseur? Of beter, tot verwerker van oud papier? Want als dit nieuws klopte, konden alle schoolboeken Nederlands linea recta de oudpapiercontainer in.

Met bevend gemoed begon ik aan het artikel.
Het was nota bene een landgenoot van mij, de Nederlandse taalkundige Jan Stroop, die de doodsklokken luidde voor de taalfout. "Iemand die zijn moedertaal spreekt, kan geen fouten maken", stelt deze taalvorser onverschrokken. Zijn of haar taaluitingen zijn per definitie grammaticaal correct, want een moedertaalspreker kan geen ongrammaticale zinnen maken. Zijn taalgevoel verbiedt het hem. Ergo: er bestaan geen taalfouten.
Bam. Alle schoolmeesters, taalcorrectors, schrijvers van taalhandboeken en andere zeurkousen in één klap schaakmat. Ik moest even bekomen voor ik verder kon lezen. Moesten we dan potverdikke alles zomaar goedkeuren? Was er überhaupt nog iets fout volgens Jan Stroop? Jawel: "Zinsconstructies die niemand zegt en niemand kan zeggen. Ik heb nog nooit iemand horen zeggen: ik hoef veel melk in mijn koffie, of hij heeft gekocht een nieuwe tv."
Teleurstellend antwoord. Want wat door niemand gezegd kan worden, kan ook door niemand fout worden gerekend. En als er niets meer te verbeteren valt, is er geen werk meer voor beroeps-taalverbeteraars.

Al die lelijke taaleendjes die we kinderen afpakken zodra ze in de schoolbanken plaatsnemen, zoals 'hun hebben' en 'groter als', dat zijn helemaal geen taalfouten, legt Stroop geduldig uit. Het is grammaticaal correct, oergezond Nederlands.
En toch: ik vraag me ernstig af of Jan Stroop het zou toejuichen als aan zijn kinderen (even aangenomen dat hij die heeft) werd onderwezen dat 'hun hebben' even correct is als 'zij hebben'. Of 'hunnie hebben', want dat hoor je toch ook regelmatig. In een boekhandel waar ik lang geleden werkte, hoorde ik eens een klant zeggen: "Hunnie hebben een boek van zijn."
Toch schuift Stroop zonder verblikken of verblozen het begrip 'taalfout' de prullenmand in  Met het in Vlaanderen verguisde gallicisme 'zich verwachten aan' is ook al niets mis volgens Stroop. Het werd zelfs aan het eind van de negentiende eeuw al door Nederlandse schrijvers gebruikt, merkt hij op.
Toen ik dat las, moest ik meteen denken aan die beroemde versregel van de laatnegentiende-eeuwse dichter J.H. Leopold: 'Om mijn oud woonhuis peppels staan'.
Diens taalgevoel heeft hem niet kunnen behoeden voor het opschrijven van deze duidelijk ongrammaticale zin. Maar goed, dit kun je nog aan de dichterlijke vrijheid toeschrijven. Dat excuus geldt niet voor de opsteller van deze zin:
"Zo kunnen tevens verbanden worden gelegd door ons tussen verschillende talige en stijlmiddelen en narrativiteit en persuasieve kracht als zijnde gedefinieerd door eerder aangegeven onderzoekers zoals in de onderzoeks- en deelvragen blijkt."

Nee, ik verzin dit niet zelf; deze zin is ontsproten aan het onfeilbare taalgevoel van een echte Nederlandse moedertaalgebruiker.
Niks meer aan doen dus.

maandag 3 november 2014

Een heitje voor een taalkarweitje




Mijn vader schreef ooit een boze brief naar het NRC Handelsblad omdat een van hun reporters 'de misdaad teelt wierig' had geschreven, in plaats van 'de misdaad tiert welig'. Hij was zelf ooit corrector geweest bij deze kwaliteitscourant en constateerde dat het met de spel- en stelfouten de 'spuitgaten uitliep' (sarcastisch refererend aan een fout die eerder in de krant had gestaan). Mijn ouders konden zich allebei enorm druk maken over taalfouten, en als kind maakte die talige gestrengheid op mij een diepe indruk. Wanneer iemand op de televisie 'respectievelijke' zei, terwijl het 'respectieve' moest zijn, werd daarover geruime tijd verontwaardigd gesproken. Gelachen om taalfouten werd er ook. Bijvoorbeeld om die tante die haar hele leven lang dacht dat je ophaalbrug uitsprak als 'ofaalbrug'. Of om de buren, die alles 'faksinerend' vonden.

Wat ik thuis niet leerde, was dat je jezelf niet geliefd maakt door anderen op hun taalfouten te wijzen. Daardoor kon het gebeuren dat ik als negenjarige door de moeder van een vriendje uit huis werd gezet, omdat ze niet kon verdragen dat ik haar voortdurend verbeterde, schoolfrik die ik (toen al) was. Ik vond dat erg ondankbaar: ik werd namelijk ook ingeschakeld om brieven van de gemeente en rekeningen van nutsbedrijven aan haar voor te lezen, want ze was praktisch analfabeet.

Jaren later – ik kwam allang niet meer bij mijn jeugdvriend over de vloer – stond die moeder ineens voor onze deur, met een stapel dichtbundels die ze uit de bibliotheek had gehaald. Ze drukte me die schielijk in mijn handen, alsof het om pornografische geschriften ging, en smeekte me letterlijk om de verplichte gedicht-analyse voor haar zoon te maken, die in dezelfde eindexamenklas zat als ik, want 'Dickie ken dat gewoon niet.' Nu had ik al moeite genoeg met mijn eigen poëzie-ontleding, dus bedankte ik feestelijk voor deze ondankbare opdracht. Maar Dickies moeder liet zich gewoonweg niet afschepen. Ze gooide mijn honorarium, een biljet van vijfentwintig gulden, op de mat en ging ervandoor onder het herhaaldelijk uitroepen van 'Bedankt!' 

Enfin, ik zette mij aan een slordige diepteanalyse van Luceberts 'Alles van waarde is weerloos' en wist een zesje voor Dickie binnen te slepen (zelf haalde ik geloof ik ook maar een een zeven min met Slauerhoff). Naderhand kwam hij zich bij mij beklagen over dit magere resultaat, want zijn moeder had voor vijfentwintig gulden toch wel iets meer verwacht. Bovendien had onze leraar Nederlands de ghostwriting doorzien, ondanks mijn pogingen er een authentiek Dickieaanse toets aan te geven met wat opzettelijke taalfoutjes zoals 'langer als' in plaats van 'langer dan'. Gelukkig had dit voor zijn cijfer geen gevolgen, want bewijzen kon die leraar natuurlijk niks. Naar ik hoop slaat Dickie zich ook zonder poëticaal inzicht door het leven. Soortgelijke opdrachten neem ik begrijpelijkerwijs niet meer aan.